2 O zeker, ik weet wel, dat het zo is,hoe zou een sterveling gelijk hebben tegenover God?
3 Indien Hij met hem wilde gaan rechten,niet één op duizend zou hij Hem kunnen antwoorden.
4 Wie zou, hoe wijs van hart en sterk van kracht,zich tegen Hem kunnen verzetten en ongedeerd blijven?
5 Hij verplaatst de bergen zonder dat men het merkt,Hij keert ze om in zijn toorn.
6 Hij doet de aarde van haar plaats wankelen,zodat haar zuilen schudden.
7 Hij geeft aan de zon bevel en zij gaat niet op,en Hij sluit de sterren onder zegel weg.
8 Hij spant geheel alleen de hemel uit,en Hij schrijdt voort over de hoogten der zee.