25 Ja, mijn dagen gaan sneller dan een ijlbode,zij vlieden heen zonder het goede te zien.
26 Zij glijden voorbij gelijk biezen boten,als een arend, die toeschiet op de prooi.
27 Wanneer ik denk: ik wil mijn klacht vergeten,mijn gelaat veranderen en weer vrolijk worden,
28 dan ducht ik al mijn smarten;ik weet, dat Gij mij niet onschuldig zult verklaren.
29 Ik moet nu eenmaal schuldig staan;waarom zou ik mij dan tevergeefs afmatten?
30 Al zou ik mij met sneeuw gewassenen mijn handen met loog gereinigd hebben,
31 dan zoudt Gij mij in een poel onderdompelen,zodat mijn klederen van mij zouden gruwen.