1 De Here nu riep Mozes en sprak tot hem uit de tent der samenkomst:
2 Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen: Wanneer iemand onder u de Here een offergave brengen wil, dan zult gij uw offergave brengen van het vee, zowel van het rundvee als van het kleinvee.
3 Indien zijn offergave een brandoffer van rundvee is, dan zal hij een gaaf dier van het mannelijk geslacht brengen. Naar de ingang van de tent der samenkomst zal hij het brengen, opdat hij welgevallig zij voor het aangezicht des Heren.
4 Dan zal hij zijn hand op de kop van het brandoffer leggen; zo zal het, hem ten goede, welgevallig zijn, om over hem verzoening te doen.