Leviticus 2 NBG51

Spijsoffers

1 Wanneer iemand de Here een offergave van spijsoffer brengen wil, dan zal zijn offergave bestaan uit fijn meel, en hij zal olie daarop gieten en wierook daarbij doen.

2 En hij zal het tot de zonen van Aäron, de priesters, brengen; hij zal een handvol fijn meel en olie daarvan nemen met al de daarbij behorende wierook, en de priester zal dat als gedenkoffer op het altaar in rook doen opgaan, als een vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de Here.

3 En wat overblijft van het spijsoffer, is voor Aäron en zijn zonen, als het allerheiligste van de vuuroffers des Heren.

4 Wanneer gij als offergave van spijsoffer een baksel uit de oven zult brengen, dan zal het uit fijn meel bestaan: ongezuurde koeken, met olie aangemaakt, en ongezuurde, dunne koeken, met olie bestreken.

5 Indien uw offergave een spijsoffer van de bakplaat is, dan zal het van fijn meel, aangemaakt met olie, en ongezuurd zijn.

6 Men zal het in stukken breken en gij zult olie daarop gieten; het is een spijsoffer.

7 Indien uw offergave een spijsoffer uit de pan is, dan zal het van fijn meel met olie bereid worden.

8 En gij zult het spijsoffer, dat hieruit bereid is, de Here brengen; men zal het tot de priester brengen en deze zal het naar het altaar dragen.

9 En de priester zal het gedenkoffer van het spijsoffer opheffen en het op het altaar in rook doen opgaan, als een vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de Here.

10 En wat overblijft van het spijsoffer, is voor Aäron en zijn zonen, als het allerheiligste van de vuuroffers des Heren.

11 Geen spijsoffer, dat gij de Here brengt, zal gezuurd bereid worden, want van zuurdeeg noch honig zult gij iets als een vuuroffer voor de Here in rook doen opgaan.

12 Als offergave der eerstelingen zult gij ze de Here brengen, maar zij zullen niet tot een liefelijke reuk op het altaar komen.

13 En elke offergave van uw spijsoffer zult gij zouten, gij zult het zout van het verbond uws Gods aan uw spijsoffer niet laten ontbreken; bij al uw offergaven zult gij zout voegen.

14 Indien gij de Here een spijsoffer der eerste vruchten zult brengen, dan zult gij in het vuur geroosterde aren, fijngewreven graankorrels, als spijsoffer uwer eerste vruchten brengen.

15 Gij zult daar olie bij doen en wierook daarop leggen; het is een spijsoffer.

16 En de priester zal een deel van het fijngewrevene en van de olie, met al de daarbij behorende wierook, als gedenkoffer in rook doen opgaan, als een vuuroffer voor de Here.

hoofdstukken

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27