7 Van de ingang van de tent der samenkomst zult gij niet weggaan, opdat gij niet sterft, want de zalfolie des Heren is op u. En zij deden naar het woord van Mozes.
8 De Here sprak tot Aäron:
9 Wijn of bedwelmende drank zult gij niet drinken, gij noch uw zonen, wanneer gij de tent der samenkomst binnengaat, opdat gij niet sterft – het is een altoosdurende inzetting voor uw geslachten –
10 opdat gij scheiding kunt maken tussen heilig en onheilig, tussen onrein en rein,
11 en opdat gij de Israëlieten kunt onderwijzen in al de inzettingen die de Here door de dienst van Mozes tot hen gesproken heeft.
12 En Mozes sprak tot Aäron en Eleazar en Itamar, zijn overgebleven zonen: Neemt het spijsoffer dat overgebleven is van de vuuroffers des Heren, en eet het als ongezuurde broden naast het altaar, want het is allerheiligst.
13 Gij zult het eten op een heilige plaats, want het is uw deel en het deel uwer zonen in de vuuroffers des Heren; zó is mij geboden.