32 En de priester zal de aangetaste plek op de zevende dag bezien; wanneer dan blijkt, dat de uitslag zich niet heeft uitgebreid, en dat daar geen geel haar op is, en het blijkt, dat de uitslag niet dieper zit dan de huid,
33 dan zal hij zich scheren, maar de uitslag zal hij niet scheren; en de priester zal de door uitslag aangetaste andermaal zeven dagen opsluiten.
34 En de priester zal de uitslag op de zevende dag bezien; wanneer dan blijkt, dat de uitslag zich niet over de huid heeft uitgebreid, en het niet blijkt, dat deze dieper zit dan de huid, dan zal de priester hem rein verklaren, en hij zal zijn klederen wassen; hij is rein.
35 Maar indien de uitslag zich verder over de huid heeft uitgebreid, nadat hij rein verklaard is,
36 en de priester beziet hem, en het blijkt, dat de uitslag zich over de huid uitgebreid heeft, dan behoeft de priester niet naar het gele haar te zoeken, hij is onrein.
37 Maar indien de uitslag, naar hij zien kan, gelijk gebleven is, en daar zwart haar op groeit, dan is de uitslag genezen, hij is rein, en de priester zal hem rein verklaren.
38 Wanneer een man, of een vrouw, op de huid van hun lichaam lichte plekken hebben, witte plekken,