19 En de priester zal het zondoffer bereiden en verzoening doen over hem die gereinigd moet worden van zijn onreinheid, en daarna zal hij het brandoffer slachten.
20 De priester zal het brandoffer en het spijsoffer op het altaar offeren. En de priester zal verzoening over hem doen, en hij zal rein zijn.
21 Maar indien hij arm is en zijn vermogen niet toereikend is, dan zal hij nemen één schaap als schuldoffer, tot een beweegoffer, om verzoening over hem te doen, met één tiende efa fijn meel, aangemaakt met olie, tot een spijsoffer, en een log olie.
22 Ook twee tortelduiven of twee jonge duiven, naar dat zijn vermogen toereikend is, en de ene zal zondoffer en de andere brandoffer zijn.
23 Hij zal ze tot zijn reiniging op de achtste dag tot de priester brengen, bij de ingang van de tent der samenkomst voor het aangezicht des Heren.
24 De priester zal het schaap voor het schuldoffer nemen en het log olie, en de priester zal ze bewegen als beweegoffer voor het aangezicht des Heren.
25 Hij zal het schaap voor het schuldoffer slachten en de priester zal van het bloed van het schuldoffer nemen en dat strijken aan de rechter oorlel van hem die gereinigd moet worden, en aan zijn rechterduim en zijn rechter grote teen.