43 Maar indien de plaag opnieuw in het huis uitbreekt, nadat men de stenen uitgebroken en het huis afgeschrapt heeft en nadat het bepleisterd is,
44 en de priester komt en beziet het en het blijkt, dat de plaag zich in het huis heeft uitgebreid, dan is het een kwaadaardige melaatsheid in het huis: het is onrein.
45 Dan zal men het huis omverhalen, zijn stenen en zijn houtwerk en al het leem van het huis, en men zal het buiten de stad brengen op een onreine plaats.
46 En hij die in het huis komt gedurende al de dagen dat men het afgesloten heeft, zal onrein zijn tot de avond.
47 En hij die zich te slapen legt in dat huis, zal zijn klederen wassen; ook hij die in dat huis eet, zal zijn klederen wassen.
48 Maar wanneer de priester komt en het beziet en het blijkt, dat de plaag zich niet heeft uitgebreid in het huis, nadat het huis bepleisterd was, dan zal de priester het huis rein verklaren, omdat de plaag genezen is.
49 Dan zal hij, om het huis te ontzondigen, twee vogels, cederhout, scharlaken en hysop nemen.