51 Het cederhout, de hysop, het scharlaken en de levende vogel zal hij nemen en ze dopen in het bloed van de geslachte vogel en het levende water, en zevenmaal dat huis besprenkelen.
52 Zo zal hij het huis ontzondigen met het bloed van de vogel, het levende water, de levende vogel, het cederhout, de hysop en het scharlaken.
53 En de levende vogel zal hij buiten de stad in het open veld laten wegvliegen; zo zal hij verzoening doen over dat huis, en het zal rein zijn.
54 Dit is de wet op allerlei plaag van melaatsheid, op haaruitslag,
55 melaatsheid van kleed en huis,
56 zwelling, uitslag en lichte plek –
57 om aan te wijzen, wanneer iets onrein of wanneer iets rein is; dit is de wet op de melaatsheid.