1 De Here sprak tot Mozes:
2 Spreek tot Aäron en zijn zonen en tot al de Israëlieten en zeg tot hen: Dit is hetgeen de Here geboden heeft:
3 Ieder van het huis Israëls, die een rund, een schaap of een geit in de legerplaats of buiten de legerplaats slacht,
4 maar die niet brengt naar de ingang van de tent der samenkomst, om een offergave aan de Here te brengen vóór de tabernakel des Heren – als bloedschuld zal dat die man worden aangerekend; hij heeft bloed vergoten en die man zal uit het midden van zijn volk uitgeroeid worden,
5 opdat de Israëlieten hun slachtoffers brengen, die zij op het open veld plegen te offeren; zij moeten ze brengen voor de Here, naar de ingang van de tent der samenkomst, tot de priester, om ze als vredeoffers de Here te offeren.