7 En gij zult uw vijanden vervolgen, en zij zullen voor uw aangezicht door het zwaard vallen.
8 Vijf van u zullen honderd achtervolgen, en honderd van u zullen tienduizend achtervolgen, en uw vijanden zullen voor uw aangezicht door het zwaard vallen.
9 En Ik zal Mij tot u wenden, u vruchtbaar doen zijn en u talrijk maken, en Ik zal mijn verbond met u bevestigen.
10 En gij zult het overjarige, dat overgebleven is, eten, en het overjarige zult gij vóór het nieuwe moeten wegdoen.
11 En Ik zal mijn tabernakel in uw midden zetten, en Ik zal geen afkeer van u hebben,
12 maar Ik zal in uw midden wandelen en u tot een God zijn en gij zult Mij tot een volk zijn.
13 Ik ben de Here, uw God, die u uit het land Egypte heb geleid, opdat gij hun niet meer tot slaven zoudt zijn; Ik heb de stangen van uw juk verbroken en u rechtop doen gaan.