3 dan zal uw schatting zijn voor iemand van het mannelijk geslacht van twintig tot zestig jaar, – uw schatting zal zijn vijftig sikkels zilver, naar de heilige sikkel;
4 maar indien het iemand van het vrouwelijk geslacht is, dan zal uw schatting dertig sikkels zijn.
5 Indien het iemand is van vijf tot twintig jaar, dan zal uw schatting zijn voor iemand van het mannelijk geslacht twintig sikkels en voor iemand van het vrouwelijk geslacht tien sikkels.
6 Indien het een kind is van een maand tot vijf jaar, dan zal uw schatting zijn voor een van het mannelijk geslacht vijf sikkels zilver en voor een van het vrouwelijk geslacht drie sikkels zilver.
7 Indien het iemand is van zestig jaar of daarboven, indien het iemand van het mannelijk geslacht is, dan zal uw schatting zijn vijftien sikkels, en voor iemand van het vrouwelijk geslacht tien sikkels.
8 Maar indien hij te arm is om uw schatting te betalen, dan zal men hem voor de priester stellen, en de priester zal hem schatten; overeenkomstig het vermogen van hem die de gelofte deed, zal de priester hem schatten.
9 En indien het vee is, waarvan men de Here een offergave brengt, dan zal alles wat men daarvan de Here geeft, heilig zijn.