10 Maar het vet, de nieren en het aanhangsel aan de lever van het zondoffer deed hij in rook opgaan op het altaar, zoals de Here Mozes geboden had.
11 Het vlees en de huid echter verbrandde hij met vuur buiten de legerplaats.
12 Daarop slachtte hij het brandoffer, en de zonen van Aäron reikten hem het bloed, en hij sprengde het rondom tegen het altaar.
13 Ook het brandoffer reikten zij hem, in zijn stukken verdeeld, met de kop, en hij deed dit op het altaar in rook opgaan.
14 Hij wies de ingewanden en de onderschenkels en deed ze op het brandoffer in rook opgaan op het altaar.
15 Hierna offerde hij de offergave des volks; hij nam de bok van het zondoffer, die voor het volk bestemd was, slachtte die en bereidde hem ten zondoffer zoals het vorige.
16 Daarna offerde hij het brandoffer en deed daarmede volgens het voorschrift.