7 Toen zeide Mozes tot Aäron: Nader tot het altaar en bereid uw zondoffer en uw brandoffer en doe verzoening voor u en voor het volk; bereid daarna de offergave des volks en doe voor hen verzoening, zoals de Here geboden heeft.
8 Toen naderde Aäron tot het altaar en slachtte het kalf dat voor hem ten zondoffer bestemd was.
9 En de zonen van Aäron brachten hem het bloed en hij doopte zijn vinger in het bloed en streek dat aan de horens van het altaar; het bloed goot hij uit aan de voet van het altaar.
10 Maar het vet, de nieren en het aanhangsel aan de lever van het zondoffer deed hij in rook opgaan op het altaar, zoals de Here Mozes geboden had.
11 Het vlees en de huid echter verbrandde hij met vuur buiten de legerplaats.
12 Daarop slachtte hij het brandoffer, en de zonen van Aäron reikten hem het bloed, en hij sprengde het rondom tegen het altaar.
13 Ook het brandoffer reikten zij hem, in zijn stukken verdeeld, met de kop, en hij deed dit op het altaar in rook opgaan.