Nehemia 9:27-33 NBG51

27 Toen gaaft Gij hen in de macht van hun tegenstanders, die hen benauwden. Maar ten tijde van hun benauwdheid riepen zij tot U, en Gij hoordet uit de hemel en gaaft hun naar uw grote barmhartigheid verlossers, die hen verlosten uit de macht van hun tegenstanders.

28 Zodra zij dan rust gekregen hadden, gingen zij weer kwaad doen voor uw aangezicht en Gij liet hen over aan de macht van hun vijanden, zodat die over hen heersten. Maar zij riepen U weer aan en Gij hoordet uit de hemel en reddet hen naar uw barmhartigheid, vele malen.

29 Gij vermaandet hen, om hen tot uw wet te doen wederkeren, maar zij handelden misdadig, hoorden niet naar uw geboden en zondigden tegen uw verordeningen – de mens die ze opvolgt, zal daardoor leven. Maar zij zetten hun schouder er dwars tegen in en verhardden hun nek en luisterden niet.

30 Vele jaren waart Gij lankmoedig over hen en vermaandet hen door uw Geest, door de dienst van uw profeten, maar zij gaven daaraan geen gehoor. Toen hebt Gij hen in de macht van de volken der landen gegeven.

31 Maar in uw grote barmhartigheid hebt Gij niet voorgoed met hen afgerekend en hen niet verlaten, want Gij zijt een genadig en barmhartig God.

32 Nu dan, onze God, Gij grote, sterke en geduchte God, die vasthoudt aan het verbond en de goedertierenheid, laat in uw ogen niet gering zijn al de moeite die ons getroffen heeft, onze koningen, onze oversten, onze priesters, onze profeten, onze vaderen en uw gehele volk, van de dagen der koningen van Assur af tot op de huidige dag.

33 Maar Gij hebt het recht aan uw zijde in alles wat ons overkomen is, want Gij hebt trouw betoond, doch wij hebben goddeloos gehandeld.