1 De Here sprak tot Mozes in de woestijn Sinai, in de tent der samenkomst, op de eerste dag der tweede maand in het tweede jaar na hun uittocht uit het land Egypte:
2 Neemt het aantal op van de gehele vergadering der Israëlieten naar hun geslachten en families, overeenkomstig het aantal namen, allen die van het mannelijk geslacht zijn, hoofd voor hoofd,
3 van twintig jaar oud en daarboven, allen die in het leger uitrukken in Israël; gij zult hen tellen naar hun legerscharen, gij en Aäron.
4 Daarbij zal u uit elke stam één man behulpzaam zijn, de man, die het hoofd is van zijn families.
5 En dit zijn de namen der mannen die u ter zijde zullen staan: van Ruben Elisur, de zoon van Sedeür;