11 van Benjamin Abidan, de zoon van Gidoni;
12 van Dan Achiëzer, de zoon van Ammisaddai;
13 van Aser Pagiël, de zoon van Okran;
14 van Gad Eljasaf, de zoon van Reüel;
15 van Naftali Achira, de zoon van Enan.
16 Dit zijn degenen die uit de vergadering moeten worden opgeroepen, vorsten van de stammen hunner vaderen; hoofden van Israëls geslachten zijn zij.
17 Toen namen Mozes en Aäron deze met name aangewezen mannen,