25 de getelden van de stam Gad waren vijfenveertigduizend zeshonderd vijftig.
26 Van de zonen van Juda, hun nakomelingen naar hun geslachten en families, overeenkomstig het aantal namen van wie twintig jaar oud was en daarboven, allen die in het leger uitrukten,
27 de getelden van de stam Juda waren vierenzeventigduizend zeshonderd.
28 Van de zonen van Issakar, hun nakomelingen naar hun geslachten en families, overeenkomstig het aantal namen van wie twintig jaar oud was en daarboven, allen die in het leger uitrukten,
29 de getelden van de stam Issakar waren vierenvijftigduizend vierhonderd.
30 Van de zonen van Zebulon, hun nakomelingen naar hun geslachten en families, overeenkomstig het aantal namen van wie twintig jaar oud was en daarboven, allen die in het leger uitrukten,
31 de getelden van de stam Zebulon waren zevenenvijftigduizend vierhonderd.