31 de getelden van de stam Zebulon waren zevenenvijftigduizend vierhonderd.
32 Van de zonen van Jozef, van de zonen van Efraïm, hun nakomelingen naar hun geslachten en families, overeenkomstig het aantal namen van wie twintig jaar oud was en daarboven, allen die in het leger uitrukten,
33 de getelden van de stam Efraïm waren veertigduizend vijfhonderd;
34 van de zonen van Manasse, hun nakomelingen naar hun geslachten en families, overeenkomstig het aantal namen van wie twintig jaar oud was en daarboven, allen die in het leger uitrukten,
35 de getelden van de stam Manasse waren tweeëndertigduizend tweehonderd.
36 Van de zonen van Benjamin, hun nakomelingen naar hun geslachten en families, overeenkomstig het aantal namen van wie twintig jaar oud was en daarboven, allen die in het leger uitrukten,
37 de getelden van de stam Benjamin waren vijfendertigduizend vierhonderd.