39 de getelden van de stam Dan waren tweeënzestigduizend zevenhonderd.
40 Van de zonen van Aser, hun nakomelingen naar hun geslachten en families, overeenkomstig het aantal namen van wie twintig jaar oud was en daarboven, allen die in het leger uitrukten,
41 de getelden van de stam Aser waren eenenveertigduizend vijfhonderd.
42 Van de zonen van Naftali, hun nakomelingen naar hun geslachten en families, overeenkomstig het aantal namen van wie twintig jaar oud was en daarboven, allen die in het leger uitrukten,
43 de getelden van de stam Naftali waren drieënvijftigduizend vierhonderd.
44 Dit zijn de getelden, die Mozes telde met Aäron en de vorsten Israëls, twaalf man; ieder vertegenwoordigde zijn families.
45 Dus waren al de getelden der Israëlieten, naar hun families, van twintig jaar oud en daarboven, allen die in het leger uitrukten in Israël,