43 de getelden van de stam Naftali waren drieënvijftigduizend vierhonderd.
44 Dit zijn de getelden, die Mozes telde met Aäron en de vorsten Israëls, twaalf man; ieder vertegenwoordigde zijn families.
45 Dus waren al de getelden der Israëlieten, naar hun families, van twintig jaar oud en daarboven, allen die in het leger uitrukten in Israël,
46 al de getelden waren zeshonderddrieduizend vijfhonderd vijftig.
47 Maar de Levieten naar de stam hunner vaderen werden niet samen met hen geteld.
48 De Here had namelijk tot Mozes gesproken:
49 Slechts de stam Levi zult gij niet tellen, noch hun aantal onder de Israëlieten opnemen,