17 Daarna werd de tabernakel afgebroken, en braken de Gersonieten en de Merarieten op, die de tabernakel droegen.
18 Vervolgens brak het vendel van de legerplaats van Ruben op volgens hun legerscharen; aan het hoofd van het leger van Ruben stond Elisur, de zoon van Sedeür;
19 aan het hoofd van het leger van de stam der Simeonieten stond Selumiël, de zoon van Surisaddai;
20 aan het hoofd van het leger van de stam der Gadieten stond Eljasaf, de zoon van Reüel.
21 Daarna braken de Kehatieten op, die het heilige droegen; men richtte de tabernakel op, voordat zij kwamen.
22 Dan brak het vendel van de legerplaats der Efraïmieten op volgens hun legerscharen; aan het hoofd van het leger van Efraïm stond Elisama, de zoon van Ammihud;
23 aan het hoofd van het leger van de stam der Manassieten stond Gamliël, de zoon van Pedasur;