19 aan het hoofd van het leger van de stam der Simeonieten stond Selumiël, de zoon van Surisaddai;
20 aan het hoofd van het leger van de stam der Gadieten stond Eljasaf, de zoon van Reüel.
21 Daarna braken de Kehatieten op, die het heilige droegen; men richtte de tabernakel op, voordat zij kwamen.
22 Dan brak het vendel van de legerplaats der Efraïmieten op volgens hun legerscharen; aan het hoofd van het leger van Efraïm stond Elisama, de zoon van Ammihud;
23 aan het hoofd van het leger van de stam der Manassieten stond Gamliël, de zoon van Pedasur;
24 aan het hoofd van het leger van de stam der Benjaminieten stond Abidan, de zoon van Gidoni.
25 Als laatste van alle legerplaatsen brak het vendel van de legerplaats der Danieten op volgens hun legerscharen; aan het hoofd van het leger van Dan stond Achiëzer, de zoon van Ammisaddai;