3 Mozes nu was een zeer zachtmoedig man, meer dan enig mens op de aardbodem.
4 Toen zeide de Here onverwijld tot Mozes, Aäron en Mirjam: Gaat met uw drieën uit naar de tent der samenkomst. Daarop gingen zij met hun drieën uit.
5 Toen daalde de Here neder in de wolkkolom, stelde Zich in de ingang der tent, en riep Aäron en Mirjam; en zij traden beiden naar voren.
6 Toen zeide Hij: Hoort nu mijn woorden. Indien onder u een profeet is, dan maak Ik, de Here, Mij in een gezicht aan hem bekend, in een droom spreek Ik met hem.
7 Niet aldus met mijn knecht Mozes, vertrouwd als hij is in geheel mijn huis.
8 Van mond tot mond spreek Ik met hem, duidelijk en niet in raadselen, maar hij aanschouwt de gestalte des Heren. Waarom hebt gij u dan niet ontzien tegen mijn knecht Mozes te spreken?
9 Daarom ontbrandde de toorn des Heren tegen hen en Hij ging heen.