32 Terwijl de Israëlieten in de woestijn waren, betrapten zij iemand, die op de sabbatdag aan het houtsprokkelen was,
33 en zij, die hem betrapt hadden, terwijl hij aan het houtsprokkelen was, brachten hem tot Mozes en Aäron en de gehele vergadering;
34 dezen stelden hem in bewaring omdat nog niet bepaald was wat met hem gedaan moest worden.
35 Toen zeide de Here tot Mozes: Die man zal zeker ter dood gebracht worden; de gehele vergadering zal hem buiten de legerplaats stenigen.
36 Toen leidde de gehele vergadering hem buiten de legerplaats, en zij stenigden hem, zodat hij stierf – zoals de Here Mozes geboden had.
37 De Here nu zeide tot Mozes:
38 Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen, dat zij zich gedenkkwasten maken aan de hoeken van hun klederen, van geslacht tot geslacht, en dat zij in de gedenkkwasten aan de hoeken een blauwpurperen draad verwerken.