5 En hij sprak tot Korach en zijn gehele aanhang: Morgen, dan zal de Here doen weten, wie Hem toebehoort, en wie de heilige is, dat Hij hem tot Zich doe naderen; die Hij verkiezen zal, zal Hij tot Zich doen naderen.
6 Doet dit: neemt u vuurpannen, gij, Korach en gij, zijn gehele aanhang,
7 doet dan vuur daarin en legt er morgen reukwerk op voor het aangezicht des Heren, en de man die de Here verkiezen zal, die zal de heilige zijn. Laat het u genoeg zijn, Levieten.
8 Toen zeide Mozes tot Korach: Hoort toch, gij Levieten!
9 Is het u te weinig, dat de God van Israël u heeft afgezonderd van de vergadering Israëls om u tot Zich te doen naderen, om de dienst aan de tabernakel des Heren te verrichten en voor het aangezicht der vergadering te staan om hen te dienen,
10 en dat Hij u en al uw broederen, de Levieten, met u deed naderen? Streeft gij nu ook naar het priesterschap?
11 Daarom, gij en uw gehele aanhang, gij spant samen tegen de Here, want wat is Aäron, dat gij tegen hem zoudt morren?