8 En de Here sprak tot Aäron: Zie, Ik zelf geef u de verzorging van mijn heffingen; wat al de heilige gaven der Israëlieten betreft, die geef Ik u en uw zonen tot een gewijd deel, tot een altoosdurende inzetting.
9 Van de allerheiligste gaven, voorzover zij niet verbrand worden, zal dit voor u zijn: al hun offergaven, zowel met betrekking tot al hun spijsoffers als al hun zondoffers en al hun schuldoffers, die zij Mij vergelden; de allerheiligste gaven, die zullen voor u en uw zonen zijn.
10 Als iets, dat allerheiligst is, zult gij het eten; al wat van het mannelijk geslacht is, zal het eten, het zal u iets heiligs zijn.
11 Dit komt u toe als heffing van al de beweegoffers die de Israëlieten geven; die geef ik u en uw zonen en uw dochters met u tot een altoosdurende inzetting; al wie in uw gezin rein is, zal het eten.
12 Al het beste van de olie en al het beste van most en koren, het eerste daarvan, dat zij de Here geven, geef Ik u.
13 De eerstelingen van alles wat op hun land is, die zij de Here brengen, zullen voor u zijn; alwie in uw gezin rein is, zal het eten.
14 Alles, waarop in Israël de ban ligt, zal voor u zijn.