28 Want vuur ging er uit van Chesbon, een vlam uit Sichons stad; het verteerde Ar-Moab, de heerseres over de hoogten van de Arnon.
29 Wee u, Moab; verloren zijt gij, volk van Kemos!Hij maakte zijn zonen vluchtelingen, zijn dochters gevangenen van Sichon, de koning der Amorieten.
30 Wij hebben hen beschoten, Chesbon ging verloren, tezamen met Dibon, en wij verwoestten het tot Nofach, dat reikt tot Medeba.
31 Israël woonde in het land der Amorieten.
32 Nadat Mozes Jazer had laten verspieden, namen zij haar onderhorige plaatsen in en verdreven de Amorieten, die daar waren.
33 Daarop wendden zij zich en trokken op in de richting van Basan; toen trok Og, de koning van Basan, hun tegemoet, hij en zijn gehele volk, om bij Edreï slag te leveren.
34 Doch de Here zeide tot Mozes: Vrees hem niet, want Ik geef hem met zijn gehele volk en zijn land in uw macht, en gij zult met hem doen, gelijk gij gedaan hebt met Sichon, de koning der Amorieten, die te Chesbon woonde.