10 maar de aarde had haar mond geopend en hen met Korach verslonden, toen de bende stierf, doordat het vuur de tweehonderd vijftig mannen verteerde, zodat zij tot een teken werden;
11 maar de zonen van Korach waren niet gestorven.
12 De zonen van Simeon, naar hun geslachten, waren: van Nemuël het geslacht der Nemuëlieten; van Jamin het geslacht der Jaminieten; van Jakin het geslacht der Jakinieten;
13 van Zerach het geslacht der Zarchieten en van Saul het geslacht der Saulieten.
14 Dit waren de geslachten der Simeonieten, tweeëntwintigduizend tweehonderd.
15 De zonen van Gad, naar hun geslachten, waren: van Sefon het geslacht der Sefonieten; van Chaggi het geslacht der Chaggieten; van Suni het geslacht der Sunieten;
16 van Ozni het geslacht der Oznieten; van Eri het geslacht der Erieten;