13 Gij zult een brandoffer brengen, een vuuroffer, een liefelijke reuk voor de Here: dertien jonge stieren, twee rammen, veertien éénjarige schapen, gaaf zullen zij zijn;
14 en het bijbehorend spijsoffer: fijn meel aangemaakt met olie, drie tienden bij elk van de dertien stieren, twee tienden bij elk van de twee rammen,
15 en telkens een tiende bij elk van de veertien schapen;
16 en één geitebok als zondoffer, ongeacht het dagelijks brandoffer, het bijbehorend spijsoffer en het bijbehorend plengoffer.
17 Op de tweede dag twaalf jonge stieren, twee rammen, veertien gave, éénjarige schapen, en het bijbehorend spijsoffer
18 en de bijbehorende plengoffers bij de stieren, bij de rammen en bij de schapen, naar hun aantal, volgens het voorschrift;
19 en één geitebok als zondoffer, ongeacht het dagelijks brandoffer en het bijbehorend spijsoffer en de bijbehorende plengoffers.