31 en één bok als zondoffer, ongeacht het dagelijks brandoffer, het bijbehorend spijsoffer en de bijbehorende plengoffers.
32 Op de zevende dag zeven stieren, twee rammen, veertien gave, éénjarige schapen,
33 en het bijbehorend spijsoffer en de bijbehorende plengoffers bij de stieren, bij de rammen en bij de schapen naar hun aantal, volgens het voorschrift;
34 en één bok als zondoffer, ongeacht het dagelijks brandoffer, het bijbehorend spijsoffer en het bijbehorend plengoffer.
35 Op de achtste dag zult gij een feestelijke vergadering hebben, gij zult generlei slaafse arbeid verrichten.
36 Dan zult gij een brandoffer brengen, een vuuroffer, een liefelijke reuk voor de Here: één stier, één ram, zeven gave, éénjarige schapen,
37 het bijbehorend spijsoffer en de bijbehorende plengoffers bij de stier, bij de ram en bij de schapen naar hun aantal, volgens het voorschrift;