7 Op de tiende dag dezer zevende maand zult gij een heilige samenkomst hebben en u verootmoedigen, gij zult generlei arbeid verrichten.
8 Dan zult gij de Here een brandoffer, een liefelijke reuk, brengen: één jonge stier, één ram, zeven éénjarige schapen; gaaf zullen zij zijn;
9 en het bijbehorend spijsoffer: fijn meel aangemaakt met olie, drie tienden bij de stier, twee tienden bij de éne ram,
10 telkens een tiende bij elk van de zeven schapen;
11 één geitebok als zondoffer, ongeacht het zondoffer der verzoening en het dagelijks brandoffer en het bijbehorend spijsoffer en de bijbehorende plengoffers.
12 En op de vijftiende dag der zevende maand zult gij een heilige samenkomst hebben, gij zult generlei slaafse arbeid verrichten; dan zult gij zeven dagen feest vieren voor de Here.
13 Gij zult een brandoffer brengen, een vuuroffer, een liefelijke reuk voor de Here: dertien jonge stieren, twee rammen, veertien éénjarige schapen, gaaf zullen zij zijn;