46 Als losgeld voor de tweehonderd drieënzeventig eerstgeborenen der Israëlieten, die het getal der Levieten te boven gaan,
47 zult gij voor ieder per hoofd vijf sikkels nemen, naar de heilige sikkel zult gij het nemen – deze sikkel is twintig gera –
48 en dat geld zult gij aan Aäron en zijn zonen geven als het losgeld voor diegenen onder hen, die het getal (der Levieten) te boven gaan.
49 Toen nam Mozes het losgeld van degenen die het getal van hen, die door de Levieten waren losgekocht, te boven gingen;
50 van de eerstgeborenen der Israëlieten nam hij het geld, duizend driehonderd vijfenzestig sikkels naar de heilige sikkel,
51 en Mozes gaf het losgeld aan Aäron en zijn zonen naar het bevel des Heren, zoals de Here aan Mozes geboden had.