29 van de voor hen bestemde helft zult gij deze nemen en aan de priester Eleazar geven als een heffing voor de Here.
30 Maar van de helft die voor de Israëlieten bestemd is, zult gij één gevangene op de vijftig nemen van de mensen, de runderen, de ezels en de schapen, van al het vee, en ze aan de Levieten geven, die zorg dragen voor de tabernakel des Heren.
31 En Mozes en de priester Eleazar deden, zoals de Here Mozes geboden had.
32 De buit nu, het overige van de roof, die het krijgsvolk geroofd had, was zeshonderdvijfenzeventigduizend schapen
33 en tweeënzeventigduizend runderen,
34 en eenenzestigduizend ezels,
35 voorts mensen, namelijk vrouwen, die geen gemeenschap met een man hadden gehad, in het geheel tweeëndertigduizend.