49 Uw knechten hebben het getal van de krijgslieden opgenomen, die onder ons bevel stonden en er wordt van hen niet één gemist.
50 Wij brengen nu de offergave des Heren, ieder wat hij aan gouden voorwerpen gevonden heeft, een beenketting, een armband, een zegelring, een oorring en een halssieraad om voor het aangezicht des Heren over onze zielen verzoening te doen.
51 Mozes nu en de priester Eleazar namen het goud van hen aan, alles bewerkte voorwerpen.
52 En al het goud van de schatting, die zij voor de Here van de oversten over duizend en de oversten over honderd geheven hadden, was zestienduizend zevenhonderd vijftig sikkels.
53 De krijgslieden hadden ieder voor zichzelf buit gemaakt.
54 Toen Mozes en de priester Eleazar het goud hadden aangenomen van de oversten over duizend en over honderd, brachten zij het naar de tent der samenkomst als een herinnering voor de Israëlieten voor het aangezicht des Heren.