10 toen ontbrandde de toorn des Heren te dien dage en Hij zwoer:
11 Voorwaar, de mannen die uit Egypte opgetrokken zijn, van twintig jaar oud en daarboven, zullen het land niet zien, dat Ik aan Abraham, Isaak en Jakob bij ede toegezegd heb, omdat zij Mij niet volkomen volgden,
12 behalve Kaleb, de zoon van Jefunne, de Kenizziet, en Jozua, de zoon van Nun, omdat dezen de Here volkomen volgden.
13 Daarom ontbrandde de toorn des Heren tegen Israël, zodat Hij hen veertig jaren in de woestijn liet omzwerven, totdat het gehele geslacht dat kwaad gedaan had in de ogen des Heren, zijn einde gevonden had.
14 En zie, nu staat gij op in de plaats van uw vaderen, een menigte van zondige mannen, om de brandende toorn des Heren over Israël nog te vergroten.
15 Indien gij u van Hem afkeert, dan zal Hij het nog langer in de woestijn laten en gij zult over dit gehele volk verderf brengen.
16 Maar zij traden op hem toe en zeiden: Wij willen hier schaapskooien bouwen voor ons vee en steden voor onze kinderen,