5 De Israëlieten dan braken op van Rameses en legerden zich te Sukkot.
6 Zij braken op van Sukkot en legerden zich te Etam, dat aan de rand der woestijn ligt.
7 Zij braken op van Etam en keerden weder naar Pi-Hachirot, dat tegenover Baäl-Sefon ligt, en zij legerden zich tegenover Migdol.
8 Zij braken op van Pi-Hachirot en gingen midden door de zee naar de woestijn, en zij gingen drie dagreizen ver door de woestijn van Etam en legerden zich te Mara.
9 Zij braken op van Mara en kwamen te Elim; te Elim nu waren twaalf waterbronnen en zeventig palmbomen; daar legerden zij zich.
10 Zij braken op van Elim en legerden zich aan de Schelfzee.
11 Zij braken op van de Schelfzee en legerden zich in de woestijn Sin.