1 De Here sprak tot Mozes:
2 Gebied de Israëlieten en zeg tot hen: Wanneer gij in het land Kanaän komt, dan zal dit het land zijn, dat u ten erfdeel toevallen zal, het land Kanaän naar zijn grenzen.
3 De zuidkant dan zal zijn van de woestijn Sin langs Edom, en uw zuidelijke grens zal zijn van het einde der Zoutzee in het oosten.
4 Dan zal de grens zich ombuigen van het zuiden naar de Schorpioenenpas en verder lopen tot Sin, en haar eindpunt zal ten zuiden van Kades-Barnea zijn, en zij zal gaan naar Chasar-Addar en verder lopen tot Asmon.
5 Dan zal de grens zich van Asmon ombuigen naar de Beek van Egypte en haar eindpunt zal zijn bij de zee.