25 voor de stam der Zebulonieten een vorst, Elisafan, de zoon van Parnak;
26 voor de stam der Issakarieten een vorst, Paltiël, de zoon van Azzan;
27 voor de stam der Aserieten een vorst, Achihud, de zoon van Selomi;
28 voor de stam der Naftalieten een vorst, Pedaël, de zoon van Ammihud.
29 Dit zijn degenen aan wie de Here gebood een erfdeel aan de Israëlieten toe te wijzen in het land Kanaän.