3 Indien iemand honderd kinderen verwekte en vele jaren leefde en even aanzienlijk was als hoogbejaard, maar hij niet verzadigd werd van het goede en ook geen begrafenis had – ik zeg: een misgeboorte is er beter aan toe dan hij,
4 want in ijdelheid komt ze en in duisternis gaat ze en met duisternis wordt de naam ervan bedekt; ook heeft ze de zon aanschouwd noch gekend.
5 Deze heeft rust, maar hij niet.
6 Al leefde hij ook tweemaal duizend jaar, maar genoot het goede niet – gaat niet alles naar één plaats?
7 Al het zwoegen van de mens is voor zijn mond, en toch wordt de begeerte niet vervuld.
8 Want wat heeft de wijze voor boven de dwaas, wat de arme, die zich onder de levenden weet te bewegen?
9 Beter is het zien der ogen dan het jagen der begeerte. Ook dit is ijdelheid en najagen van wind.