8 Want wat heeft de wijze voor boven de dwaas, wat de arme, die zich onder de levenden weet te bewegen?
9 Beter is het zien der ogen dan het jagen der begeerte. Ook dit is ijdelheid en najagen van wind.
10 Wat hij ook is, voorlang is zijn naam genoemd en het is bekend, dat hij mens is: hij kan niet rechten met Hem, die sterker is dan hij.
11 Laten er vele woorden zijn, zij vermeerderen slechts de ijdelheid. Welk voordeel heeft de mens daarvan?
12 Want wie weet, wat goed voor de mens is in het leven gedurende de weinige dagen van zijn ijdel leven, die hij als een schaduw doorbrengt? Wie toch zal de mens te kennen geven wat er na hem onder de zon geschieden zal?