2 Het is beter te gaan naar een huis van rouw dan te gaan naar een huis van feestgelag; want dat is het einde van ieder mens en de levende neme het ter harte.
3 Verdriet is beter dan lachen, want bij een treurig gelaat is het met het hart goed gesteld.
4 Het hart der wijzen is in het huis van rouw, maar het hart der dwazen in het huis van vreugde.
5 Het is beter te horen naar de berisping der wijzen dan dat men hoort naar het lied der dwazen.
6 Want als het geknetter van dorens onder een pot, zo is het lachen van de dwaas. Ook dit is ijdelheid.
7 Voorzeker, afpersing maakt een wijze dwaas, en een steekpenning bederft het hart.
8 Het einde ener zaak is beter dan haar begin; beter een lankmoedige dan een hoogmoedige.