4 Het hart der wijzen is in het huis van rouw, maar het hart der dwazen in het huis van vreugde.
5 Het is beter te horen naar de berisping der wijzen dan dat men hoort naar het lied der dwazen.
6 Want als het geknetter van dorens onder een pot, zo is het lachen van de dwaas. Ook dit is ijdelheid.
7 Voorzeker, afpersing maakt een wijze dwaas, en een steekpenning bederft het hart.
8 Het einde ener zaak is beter dan haar begin; beter een lankmoedige dan een hoogmoedige.
9 Wees niet te spoedig geërgerd in uw geest, want ergernis huist in de boezem der dwazen.
10 Zeg niet: Hoe komt het, dat de vroegere tijden beter waren dan deze? Want niet uit wijsheid zoudt gij aldus vragen.