2 Neem het bevel des konings in acht, en wel ter wille van de bij God gezworen eed;
3 ga niet overijld van hem weg, bemoei u niet met een kwade zaak, want hij doet al wat hem behaagt;
4 want het woord eens konings is machtig, en wie zal tot hem zeggen: Wat doet gij?
5 Wie het gebod in acht neemt, zal geen kwaad ondervinden, en het hart des wijzen kent tijd en wijze.
6 Want elk ding heeft zijn tijd en zijn wijze; immers het kwaad des mensen drukt zwaar op hem.
7 Niemand toch weet wat er geschieden zal, want wie zal hem te kennen geven, hoe het gaan zal?
8 Geen mens heeft macht over de wind om hem tegen te houden; en niemand heeft macht over de dag des doods en er is geen verlof tijdens de strijd; evenmin zal de goddeloosheid haar bedrijvers vrijlaten.