6 om te verstaan spreuk en beeldspraak,woorden en raadselen van wijzen.
7 De vreze des Heren is het begin der kennis;de dwazen verachten wijsheid en tucht.
8 Hoor, mijn zoon, de tucht van uw vaderen verwerp de onderwijzing van uw moeder niet;
9 want zij zijn een liefelijke krans voor uw hoofd,een keten voor uw hals.
10 Mijn zoon, indien zondaren u willen verleiden,bewillig niet;
11 indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed,laat ons de onschuldige belagen, ook al geeft hij geen oorzaak;
12 laat ons hen levend verslinden evenals het dodenrijk,met huid en haar, gelijk degenen die in de groeve nederdalen;