1 De wijsheid der vrouwen bouwt haar huis,maar de dwaasheid breekt het af met haar eigen handen.
2 Wie in oprechtheid wandelt, vreest de Here;maar hij wiens wegen verkeerd zijn, veracht Hem.
3 In de mond van de dwaas ligt een roede voor zijn hovaardij,maar de lippen der wijzen bewaren hen.
4 Als er geen runderen zijn, blijft de kribbe leeg,maar door de kracht van de ploegos is er een rijke opbrengst.
5 Een betrouwbaar getuige liegt niet,maar wie leugens uitblaast, is een vals getuige.