28 In de menigte van volk is des konings heerlijkheid,maar in gebrek aan onderdanenligt de ondergang van de machthebber.
29 De lankmoedige is groot van verstand,maar wie kortaangebonden is, hoopt dwaasheid op.
30 Een zachtmoedig hart is leven voor het vlees,maar jaloersheid is vertering voor de beenderen.
31 Wie de behoeftige verdrukt, smaadt diens Maker;maar wie zich over de arme ontfermt, eert Hem.
32 In zijn rampspoed wordt de goddeloze geveld,maar de rechtvaardige vindt zelfs in zijn dood een schuilplaats.
33 In het hart van de verstandige rust de wijsheid,zelfs te midden der zotten wordt zij onderkend.
34 Gerechtigheid verhoogt een volk,maar zonde is een schandvlek der natiën.