9 Het schuldoffer spot met de dwazen,maar onder oprechten woont (Gods) welbehagen.
10 Het hart kent zijn eigen droefheid,en in zijn vreugde kan een vreemde zich niet mengen.
11 Het huis der goddelozen zal verwoest worden,maar de tent der oprechten zal bloeien.
12 Soms schijnt een weg iemand recht,maar het einde daarvan voert naar de dood.
13 Ook onder het lachen kan het hart pijn lijdenen het einde der vreugde kan kommer zijn.
14 De afvallige van hart verzadigt zich met zijn wegen;maar een goed man met het zijne.
15 De onverstandige gelooft elk woord,maar de schrandere geeft acht op zijn gang.