25 Een dwaas zoon is zijn vader een ergernisen een verdriet voor wie hem baarde.
26 Een rechtvaardige te beboeten is reeds verkeerd,onbehoorlijk is het een edele te slaan.
27 De verstandige houdt zijn woorden in,de man van inzicht is bezonnen.
28 Zelfs een dwaas die zwijgt, gaat door voor wijs;als hij zijn lippen gesloten houdt, voor verstandig.