14 De geestkracht van de mens houdt hem staande in zijn lijden,maar een neerslachtige geest, wie zal die opbeuren?
15 Het hart van de verstandige verwerft kennis,het oor der wijzen zoekt kennis.
16 Iemands geschenk maakt ruimte voor hemen brengt hem in de tegenwoordigheid der groten.
17 In het rechtsgeding heeft de eerste (spreker) gelijk,maar dan komt de ander en rekent hem na.
18 Het lot doet twistingen ophoudenen scheidt sterke mannen van elkander.
19 Een verongelijkte broeder is ontoegankelijker dan een sterke stad,en twistingen zijn als de grendel van een burcht.
20 Van de vrucht van iemands mond wordt zijn binnenste verzadigd;hij verzadigt zich van de opbrengst van zijn lippen.